Bronchiën
Ons ademhalingsstelsel bestaat uit de mond, neus, luchtpijp en longen. De luchtpijp is verbonden met de longen, door middel van vertakkingen die we bronchiën noemen. Die bronchiën spelen een belangrijke rol bij onze ademhaling.
Lucht die we inademen, gaat via de luchtpijp naar de bronchiën en zo de longen in. De bronchiën vertakken zich in de longen weer verder, steeds kleiner en verder. In elke long vertakken de bronchiën zich eerst vijf keer, daarna splitsen ze zich nog eens negentien keer af (tien keer in de rechterlong en negen keer in de linkerlong). Zo voorzien ze de hele long van ingeademde lucht. Als je de long vergelijkt met een omgekeerde broccoli, is de grote stronk de luchtpijp en zijn de kleinere stronkjes de bronchiën. Aan het einde van de bronchiën liggen de longblaasjes, die ervoor zorgen dat er zuurstof in het bloed komt.
Slijmvlies in de bronchiën
De bronchiën zijn van binnen bekleed met een slijmvlies en kleine kraakbeenringen. Die zorgen ervoor dat de bronchiën open blijven staan, net als bij de luchtpijp. Glad spierweefsel in de bronchiën zorgt ervoor dat de bronchiën zich ontspannen bij inademing en weer uitstrekken bij uitademing. Het slijmvlies in de bronchiën bevat veel zogenaamde trilhaartjes, die ingeademde stofdeeltjes en bacteriën afvoeren naar de keel. Daar kan het slijm worden ingeslikt of uitgespuugd. Zijn de bronchiën ontstoken, dan begint het slijmvlies met een overproductie van slijm. Dit maakt benauwd en leidt tot hoesten.
Verkeerde keelgat
Als je per ongeluk een pinda of een ander klein voorwerp inademt, zeggen we dat er iets in het ‘verkeerde keelgat’ is geschoten. Eigenlijk hebben we het dan over een van de twee bronchiën, die zich vanaf de luchtpijp naar de longen vertakken. Meestal schiet het voorwerp in de rechterbronchus, omdat die iets rechter naar beneden loopt dan de linker.